NRC Handelsblad, zaterdag 16 juni 2001

Bekochte Boeren

De gespleten identiteit van Nederlandse boeren in Suriname

In Suriname vallen ze op door hun blanke huid, in Nederland door hun Surinaamse accent. De boeroes, afstammelingen van Nederlandse boeren die hun geluk beproefden in Suriname, zijn nergens thuis.

Door Mieke van der Voort

Foto’s Mieke van der Voort

NRCbladgroot‘De naambordjes in de wijk Uitvlugt in Paramaribo herinneren er nog aan: Van Brussel, Jokelaan, Stolk, Van Dijk, Gijsbertstraat. Nog altijd woont aan de Hendrijkes Loorweg een familie Loor. Tegenover het politiebureau aan de Kasabaholoweg ligt het erf van Ewald van Brussel. Hij zit voor zijn houten huis onder een grote tamarindeboom. Zijn hond springt op, tussen de tropische gewassen door, de wei in. Daar staan zwartbonte koeien – een kruising tussen de Hollandse Holstein en de tropische Seeboe.

nrcmonizgroot

Elisabeth Graanoogst met man, zus en kleinkinderen.Elisabeth en Guillaume verzorgen met zijn tweeën het vee op hun land in Reeberg: tien koeien, een stier, tien vaarzen en acht kalveren. Een a twee keer per week brengt Guillaume de melk naar de melkcentrale in Paramaribo. Van hun familie zijn zij de laatsten die nog werkzaam zijn als boer. De jonge generatie beschouwt het als strafwerk, zegt Elisabeth. Hun zoon, die naast hen woont, is jager – hij vangt vogels, kikkers, slangen en andere reptielen. Het gezin heeft in 1965 een tijdje in Nederland gewoond, toen Elisabeth ernstig ziek was. Maar de dokters in Amsterdam konden niets vinden, dus zijn ze snel teruggegaan naar Reeberg, net voor de onafhankelijkheid. “Want nrc-ewaldvBrusselgrootwe zijn Surinamers”

Van Brussel laat zijn duimnagels zien: een is er door het melken scheef gaan staan. Hij is boer. Hij ziet er ook uit als een Nederlandse boer, maar dan uit de jaren vijftig. Van Brussel is een boeroe – dat is Surinaams voor boer. Hij geldt als één van de nazaten van de 384 Nederlandse kolonisten die in 1845 voet aan Surinaamse wal zetten. Het waren arme boeren uit Elst, Zwolle; Veenendaal, Utrecht en Leeuwarden die zich verheugden op hun nieuwe leven in een van de vijftig beloofde huizen met gedeeltelijk gecultiveerde grond.

Het emigratieproject was het initiatief van drie dominees op het moment dat in Engels Guyana en Frans Guyana de slavernij was afgeschaft en in Suriname de plantage-economie wankelde. Het kwam Nederland goed uit om in de rimboe Nederlanders te stationeren. Het was, dachten de dominees, van belang voor de handhaving van de bestaande orde dat er meer blanken kwamen. Maar de blanke planters waren helemaal niet blij met de komst van de Hollanders. Blanken die handwerk verrichtten, die zouden hun gezag maar ondermijnen.

Toen de kolonisten in de verlaten melaatsenkolonie Voorzorg aankwamen, stonden ze oog in oog met dertien schamele hutjes in een moerassig oerwoud. Ze voelden zich bekocht. Een getuige schreef: ‘En dit was de morgen die met reikhalzend verlangen tegemoet was gezien! Vrouwen en kinderen jammerden en schreiden, mannen liepen, bij de aanblik hunner bestemming, als wanhopenden over het dek. De meesten weigerden om van boord te gaan. Eenigen die nog geld bezaten, boden dit den gezagvoerder voor de terugreis aan.’ (Uit: 150 Jaar boerenkolonisatie van A. Loor).

Niet voor niets had een arts van tevoren al aangeraden ter plekke voor een grote begraafplaats te zorgen. Binnen een half jaar was de helft van de kolonisten overleden als gevolg van een tyfusepidemie. Van de 190 overlevenden keerden 21 weduwen en wezen terug naar Nederland. De rest vestigde zich in de buurt van Groningen, een oude militaire post aan de overkant van de Saramacca-rivier.

 

 

nrc-bakkergroot

Johan en Wilma Bakker Johan en Wilma Bakker zijn gepensioneerd en wonen in Uitvlugt, waar ze nog wat koeien houden. Het zijn de ouders van Bregite Moniz en van Martha Bakker, die in Nederland woont.

Het leven in de nieuwe nederzetting was zwaar. De landbouwgrond was niet vruchtbaar en de bootreis naar de markt van Paramaribo duurde tien uur. J. Leys, een van de eerste boeroes en leraar aan de landbouwschool in Uitvlugt, zei op het feest ’75 jaar boeroes’: “De boeren waren gedwongen om voor een karig stukje brood onder de tropenzon te werken. Ze werkten nog harder dan de slaven ooit hadden gedaan op de plantages. In alle opzichten waart ge de mindere van de slaven. Zo heeft Nederland zijn zonen behandeld.”

Pas toen de boeren verhuisden naar de omgeving van Paramaribo, namen welvaart en zelfvertrouwen toe. De gouverneur liet er vijf woningen bouwen en gaf aan ieder ‘twee koebeesten ter leen’, schreven de boeren in een brief aan de Nederlandse Staten-Generaal. Ze schreven ook dat de Hollandse boer ‘het in de tropen best kan uithouden, mits hij sober leeft en zich weet te regelen naar het klimaat. Van ras-degeneratie is geen sprake’.

nrc-djveldkampgroot

D.J. Veldkamp met zijn gezin Op een zandweg fietst een man met ontbloot bovenlijf achter een koe aan. Het bokkige dier springt op het gazon van de buren en wordt terug naar de wei gejaagd. De ontsnapte koe is een van de circa 20 Holstein-Seeboes van boer Veldkamp. Zijn opa betreurde het nog dat maar een van zijn tien kinderen met een Boeore trouwde, maar D., zelf met een Javaanse getrouwd, stelt geen eisen aan hun zonen. De onlangs aangelegde Markoesa-boomgaard staat er goed bij. De kleine boerderij is afbetaald. “Ik mag niet klagen”, zegt hij.

De boeroes zijn Surinamers geworden met een gespleten identiteit. Aanvankelijk trouwden ze onderling, om eigenheid te bewaren. Ze vonden elkaar in organisaties als ‘Uitspanning na Inspanning’ en later bij de ‘Vereniging van Afstammelingen van Nederlandse Kolonisten ‘. Uiteindelijk integreerden de boeroes, die de Surinaamse taal goed spraken, in de Surinaamse samenleving. Het slechte economische tij en de concurrentie van nieuwe agrarische immigranten, zoals Hindoestanen, dreven hen naar de stad.

Wie tegenwoordig een raszuivere boeroe wil vinden, moet goed zoeken. Hij heeft meestal ook Indiaans, Chinees of Creools bloed en hij is lang niet altijd meer boer. De boeroes kwamen terecht bij de politie, in de luchtvaart of in het bedrijfsleven. Een enkeling ging de politiek in. Zo is Rick van Ravenswaay een van de DA91-leiders.

Vlak voor de onafhankelijkheid in 1975 keerde een aantal boeroes terug naar naar Nederland. Martha Bakker uit Lelystad kwam pas na de decembermoorden in 1982 – Suriname was niet langer veilig voor haar. Ze verwachtte zich in Nederland snel thuis te voelen – ze zag er immers net zo uit als de mensen hier. Maar de eerste jaren vielen tegen. Ze worstelde met het cultuurverschil. “In Nederland wordt van je verwacht dat je mondig bent en een eigen visie hebt. In Suriname vinden ze dat vrijpostig, word je als kind monddood gemaakt.”

nrc-aveltkampgroot

Armand Veltkamp met zijn jongste zoon Zijn voorouders kwamen uit het Nederlandse Groningen. Ze emigreerden naar Zuid-Afrika en later naar Groningen in Suriname. Als kleine jingen werkte Veltkamp bij zijn vader op de boerderij, maar zelf koos hij een ander vak. Hij was als monteur jaren in dienst van DAF in Nederland. Daar was hij graag gebleven, ware het niet dat zijn ouders in Suriname naar hem verlangden. Veltkamp trouwde er een jonge Javaanse vrouw en kreeg nog vijf kinderen. Zijn ouders maakten het niet lang meer. “Niet lang na mijn terugkeer stierf mijn vader in mijn armen.”

In Suriname werd ze als blanke wel eens gediscrimineerd, in Nederland speelde haar accent haar aanvankelijk parten. “Bij de bank, toen ik mijn paspoort liet zien, werd ik behandeld alsof ik een drugssmokkelaar zou zijn.” Anderzijds, zegt ze, “ben ik door hulp van Nederlanders ook geworden wie ik ben.”

Af en toe bezoekt Martha haar ouders in Uitvlugt en haar zus, Bregite Moniz, die in het Surinaamse Groningen met haar man een kippenbedrijf houdt. Als je het mij vraagt, zegt Martha, hopen veel Boeroes in Suriname nog op erkenning van de Nederlandse regering. “Omdat ze afstammelingen zijn van Nederlandse kolonisten, vinden ze dat ze recht hebben op privileges. De jongere generatie krijgt in de gaten dat ze de band met Nederland moeten vergeten, de ouderen worden steeds bitterder.”

Maar het kan ook anders. Civiel ingenieur Rick van Dijk kwam van Suriname naar Amsterdam toen hij op de middelbare school zat. Op school in Suriname leerde hij dat ‘de Rijn bij Lobith ons land binnenkomt’. “Dat was vreemd.” Maar toen na de onafhankelijkheid de leerstof veranderde, werd het nog vreemder: “Toen leerde ik van de ene op de andere dag: ‘onze voorouders zijn de Indianen’. Nu zegt Van Dijk: “Door alle vragen over mijn herkomst ben ik mij uiteindelijk pas in Nederland bewust geworden van mijn identiteit. Ik ben nu een trotse boeroe.”

nrcmonizgroot

Bregite Moniz en haar dochters Bregite Moniz en haar man – ook boeroe, hij wil niet op de foto – hebben een kippenfokkerij. De beesten, bestemd voor de slacht, krijgen om de haverklap fatale ziektes. Veeartsen wonen ver weg en willen niet komen, de medicijnen die ze op afstand voorschrijven helpen niet, zegt ze. Kwaliteitseisen voor kippenvoer en -vlees ontbreken. En de prijs per kip is zo laag, dat het niet uit kan om voor dat bedrag te slachten. Moniz drukt haar dochters op het hart een ander beroep te zoeken, kapster of zo, als ze maar eigen baas kunnen zijn. Ze maakt zich zorgen over de kwaliteit van het onderwijs in Suriname. “Als ik mijn kinderen vergelijk met die van mijn zus, die in Nederland woont, zie ik dat ze achter lopen.” Het liefst zou ze daarom naar Nederland emigreren, maar ze krijgt geen verblijfsvergunning. “Terwijl iedereen kan zien dat we Hollands bloed hebben!”

 

nrc-nassygroot

Van Ravenswaay-Nassy Haar betovergrootvader kwam met zijn broers uit Veenendaal naar Saramacca; van de dertien overleden er elf. Haar vader is een raszuivere boeroe: de stamboom van beide ouders zijn terug te voeren naar 1845 en hij werkt nog als boer. Van Ravenswaay-Nassy groeide op in Kwatta nabij Paramaribo. Zij trouwde toen ze negentien was. Stiekem, want haar vader verbood haar te trouwen met de donkere, joodse man van wie ze hield. Ze denkt dat haar vader bang was dat zijn lot ook haar zou treffen: haar moeder – die Creools bloed had – ging er jaren geleden met een donkere huisschilder vandoor. Nu woont ze met haar gezin naast haar vader, die haar vergaf na zes jaar gezwegen te hebben. Zij is de enige van haar broers en zussen die als boerin het brood verdient. Daar is ze bijzonder trots op.